De kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat een aanzegging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst via Microsoft Teams niet voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:668 BW. Het ging in deze zaak om een bepaalde tijd contract van een jaar. De werkneemster werd richting het einde van haar arbeidsovereenkomst ziek. Tijdens een gesprek via Teams is aan de werkneemster - ruim voor de afloop van haar arbeidsovereenkomst - medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Tussen partijen stond niet ter discussie dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen bij de afloop van het tijdelijke contract, maar de werkneemster maakte wel aanspraak op de wettelijke boete. De aanzegging moet namelijk op grond van artikel 7:668 BW uiterlijk een maand voor de einddatum schriftelijk plaatsvinden, bij gebreke waarvan de werkgever een boete verschuldigd is die wordt berekend over de periode dat de werkgever te laat was aan de hand van het maandsalaris (en die bedraagt dus maximaal een maandsalaris).
Schriftelijkheidsvereiste
De werkgever heeft nagelaten om na het gesprek via Teams de aanzegging ook nog schriftelijk te bevestigen. De werkneemster stelde dat er dus niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:668 BW en dat de werkgever daardoor de boete verschuldigd was. De werkgever voerde als verweer dat werkneemster ruim op tijd op de hoogte was van het niet-verlengen van haar arbeidsovereenkomst en dat dit juist de achterliggende reden is van de wettelijke aanzegverplichting. Omdat de werkgever vervolgens de werkneemster heeft geholpen met het vinden van een nieuwe baan (door een beroepskeuzetest aan te bieden), vond de werkgever het beroep op de aanzegboete dus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Deze redenatie van de werkgever is in het licht van eerdere rechtspraak niet geheel onbegrijpelijk, maar de kantonrechter geeft echter de werkneemster toch gelijk. De ratio van artikel 7:668 BW is dat tijdig aan de werknemer kenbaar moet zijn of de arbeidsovereenkomst al dan niet wordt verlengd.[1] Dit stond tussen partijen in deze zaak niet ter discussie. Omdat artikel 7:668 BW van dwingend recht is en nadrukkelijk een schriftelijkheidsvereiste bevat waaraan niet is voldaan, is de werkgever dus de aanzegboete van een maandsalaris verschuldigd.
Vergelijkbare zaken
In eerdere, vergelijkbare zaken hebben de Rechtbank Midden-Nederland en de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat in sommige gevallen het beroep op de aanzegboete wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. In deze zaken ging het ook om een mondelinge aanzegging die niet door de werkgever schriftelijk was bevestigd. Het verschil met de zaak van de Rechtbank Rotterdam is echter dat in deze andere zaken de werknemer zelf de aanzegging schriftelijk had bevestigd. Volgens de Rechtbank Midden-Nederland en de Rechtbank Amsterdam was het voor de werknemer hiermee dus onmiskenbaar duidelijk dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Hiermee vervalt de waarborgfunctie van de schriftelijke aanzegverplichting en wordt een beroep op de aanzegboete naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht.
Nu kan de vraag worden gesteld in hoeverre de situaties van de rechtbanken Midden-Nederland en Amsterdam daadwerkelijk verschillen met de situatie van de Rechtbank Rotterdam. In de situatie van de Rechtbank Rotterdam heeft de werkneemster dan wel niet uitdrukkelijk schriftelijk bevestigd dat haar contract voor bepaalde tijd niet wordt verlengd, maar zij heeft wel erkend dat haar contract was geëeindigd en zij heeft ook in lijn daarmee gehandeld. Ook hier zou kunnen worden beargumenteerd dat daardoor de waarborgfunctie van de schriftelijke aanzegverplichting is komen te vervallen en dat een beroep op de aanzegboete naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wordt geacht.
Risico op stilzwijgende verlenging
In dit soort situaties is er – naast de aanzegboete – nog een ander risico voor de werkgever. Het is ook denkbaar dat de werknemer de dag na de afloop van de tijdelijke arbeidsovereenkomst gewoon op het werk verschijnt. De werknemer kan zich op het standpunt stellen dat de aanzegging hem nooit heeft bereikt. In dit geval loopt u als werkgever het risico dat de arbeidsovereenkomst wordt geacht stilzwijgend te zijn verlengd. Onze tip is dan ook om altijd (tijdig) de mondelinge aanzegging schriftelijk te bevestigen aan de werknemer. Bij voorkeur wordt de aanzegging meteen ook op papier overhandigd in het gesprek, maar de aanzegging kan ook per e-mail of per post geschieden.
Wilt u meer weten over de aanzegverplichting of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag, dan kunt u contact opnemen met één van de leden van Team Arbeid, Medezeggenschap & Pensioen.