Sport en mededingingsrecht: a match made in heaven?

door: Joris Droppert op 28/08/24 in Mededinging & gereguleerde markten,

Wanneer sprake is van een economische activiteit, zijn de mededingingsregels van het EU-recht van toepassing. Dat geldt ook voor sportactiviteiten. Desondanks houdt het mededingingsrecht echt wel rekening met de eigenheid van sport. Eric Janssen en Joris Droppert gaan in deze blogserie in op het samenspel tussen sport en mededingingsrecht.

Inleiding

Met onder andere het EK voetbal (mannen) in Duitsland en de Olympische Spelen in Parijs, staat de zomer van 2024 helemaal in het teken van sport. De grote publieke belangstelling voor deze en andere evenementen zorgt ervoor dat er ook veel geld kan worden verdiend aan de organisatie en deelname. Sport vervult dus niet alleen een maatschappelijke en sociale functie, maar kan ook economische effecten hebben. Als deze effecten optreden, komen de mededingingsregels om de hoek kijken.

In deze blogserie over sport en mededingingsrecht wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen die illustreren hoe het mededingingsrecht vanuit een economisch perspectief een gelijk speelveld in de sport beoogt te waarborgen. Dat heeft noodzakelijkerwijs gevolgen voor de wijze waarop sport wordt georganiseerd. 

Alvorens op de genoemde ontwikkelingen in te gaan, geven we in deze blog eerst een algemene schets van het speelveld. Wat behelst mededingingsrecht en waartoe dient het? Hoe doet het mededingingsrecht bij de beoordeling van de economische aspecten van sport recht aan het bijzondere karakter van ervan? 

Eigenheid van sport

Het belang van sport

De EU vindt sport belangrijk. In artikel 165 VWEU is daarom bepaald dat de EU bijdraagt aan de bevordering van ‘de Europese inzet op sportgebied’, waarbij ook rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van sport. Blijkens de Verklaring over de specifieke kenmerken van de sport erkent ook de Europese Raad de “eigenheid” van sport. Volgens het Witboek Sport moet hier bij de uitvoering van het gemeenschappelijk beleid van de EU rekening mee worden gehouden.

Specifieke kenmerken van sport

De Commissie onderscheidt in het Witboek Sport grofweg twee elementen die sport uniek maken:

(i) sportactiviteiten en sportregels die zorgen voor eerlijke, onvoorspelbare en gebalanceerde competities
(ii) sportstructuur met name de autonomie en verscheidenheid van sportorganisaties, de piramidestructuur van competities van het amateurniveau tot de hoogste klasse en de georganiseerde solidariteit tussen de verschillende niveaus en instanties, de organisatie van sport op nationale basis en het principe van een enkele federatie per sport.


Economische aspecten sport triggeren toepasselijkheid EU-recht

Ondanks het unieke karakter van sport, zijn sportactiviteiten niet zodanig bijzonder dat ze in algemene zin vrijgesteld zijn van EU-recht. Wanneer sprake is van economische activiteit, triggert die economische activiteit de toepasselijkheid van EU-recht zoals regels over vrij verkeer van diensten, vrij verkeer van werknemers, mededingingsrecht en algemene beginselen van de EU-wetgeving waaronder zowel non-discriminatie als evenredigheid. In 1974 bepaalde het Europese Hof van Justitie (Hof) dit al in het Walrave en Koch arrest (r.o. 4).

Dat sportactiviteiten kunnen worden aangemerkt als economische activiteit, geldt niet alleen voor topsport. Bij breedtesport gaat het doorgaans meer om plezier en gezondheid, dan om een sportprestatie. Desondanks kan ook bij breedtesport sprake zijn van economische activiteiten. Dat werd door Advocaat-Generaal Kokott treffend verwoord in haar conclusie in de MOTOE-zaak (r.o. 40):

“Indien bij een sportevenement door de deelnemers of in elk geval door de toeschouwers een bepaald bedrag moet worden betaald, is de organisatie van dit evenement een economische activiteit. En als er in verband met een sportevenement sponsor‑, reclame‑ en verzekeringsovereenkomsten worden gesloten, moet ook deze commercialisering van het evenement als een economische activiteit worden aangemerkt. In zoverre kan de positie van de organisator van een sportevenement niet anders worden beoordeeld dan die van de fabrikant of verkoper van de door de sporters gebruikte sportkleding en‑ uitrusting: ook hij verricht een economische activiteit, ongeacht of de deelnemende sporters profs of amateurs zijn.”

Hoe gaat het mededingingsrecht om met sport?

Mededingingsrecht 

In deze blogserie ligt de focus op het mededingingsrecht. Blijkens het Meca Medina arrest beoogt het Europese mededingingsrecht een stelsel van onvervalste mededinging te waarborgen (r.o. 51) door middel van:

  1. Kartelverbod (artikel 101 VWEU) - Verboden zijn overeenkomsten tussen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van twee of meer ondernemingen waardoor de mededinging merkbaar wordt beperkt op (een deel van) de Europese markt en de handel tussen de lidstaten merkbaar wordt belemmerd.
     
  2. Misbruikverbod (artikel 102 VWEU) - Een onderneming die over een economische machtspositie beschikt mag daarvan geen misbruik maken indien daardoor de mededinging merkbaar wordt en handel tussen de lidstaten merkbaar wordt belemmerd.
     
  3. Concentratiecontrole (CoVo) - Twee of meer ondernemingen mogen zonder voorafgaande instemming van de Europese Commissie geen meldingsplichtige concentratie (fusie, overname of oprichten) tot stand brengen.

De concentratiecontrole laten we in deze blog buiten beschouwing. We richten ons uitsluitend op het kartelverbod en het misbruikverbod. Beide verboden gelden uitsluitend voor ondernemingen. Daar worden entiteiten mee bedoeld die een economische activiteit uitoefenen bestaande uit het aanbieden van goederen en diensten op een markt. De juridische organisatie is irrelevant, evenals het ontbreken van een winstoogmerk. 

Individuele sporters en sportclubs die economische activiteiten verrichten zijn voor de toepassing van de mededingingsregels te beschouwen als onderneming. Indien dergelijke sportclubs zich verenigen in een sportfederaties, dan zal die federatie zijn aan te merken als een ondernemersvereniging. Verricht de federatie ook zelfstandig economische activiteiten, dan is zij in die hoedanigheid tevens als onderneming te beschouwen.

De begrippen “overeenkomst” en “besluit van een ondernemersvereniging” worden ruim geïnterpreteerd. Een juridisch niet bindende “gentlemen’s agreement” kan ingevolge het Toshiba arrest een overeenkomst zijn, en een wedstrijdreglement van een sportfederatie kan blijkens het ISU arrest van het Gerecht kwalificeren als een besluit van een ondernemersvereniging. 

Zodra er economisch activiteiten worden verricht moeten sportclubs, sportfederaties en sporters er dus voor zorgen dat zij niet in strijd handelen met het kartelverbod en of het misbruikverbod. 

Leer van de inherente beperkingen 

Zoals reeds opgemerkt zijn sportactiviteiten niet zodanig bijzonder dat ze in algemene zin vrijgesteld zijn van EU-recht. Maar dit laat onverlet dat de sportsector een bijzondere bedrijfstak is. Sportactiviteiten behoeven noodzakelijkerwijs speciale reglementering. Volgens Advocaat-Generaal Kokott hebben zowel de deelnemende sporters als ook de toeschouwers en het publiek in het algemeen er belang bij dat standaard technische veiligheidseisen, uniforme spelregels en een eenvormig wedstrijdprogramma worden geëerbiedigd. De in het Witboek Sport genoemde “piramidestructuur van competities van het amateurniveau tot de hoogste klasse” zorgt ervoor dat deze naleving gewaarborgd is (conclusie in de MOTOE-zaak, r.o. 90-96).

Indien de hiervoor bedoelde noodzakelijke sportreglementering de mededinging merkbaar beperkt, is daarmee nog niet gezegd dat dus het kartelverbod en/of misbruikverbod worden overtreden.  Het is goed denkbaar dat de beperking van de mededinging aantoonbaar inherent is aan een nagestreefde legitieme doelstelling van algemeen belang die als zodanig geen concurrentiebeperkend karakter heeft en niet verder gaat dan noodzakelijk om deze doelstelling te bereiken. In dat geval maken de mededingingsregels een pas op de plaats. Zo bezien zijn sport en mededingingsrecht in zekere zin een match made in heaven.

Voorbeelden uit de praktijk

Het mededingingsrecht heeft dus duidelijk oog voor het belang van sport en verbiedt sportregulering niet, mits verstoring van het gelijke speelveld uitblijft. In onderstaande blogs bespreken wij praktijkvoorbeelden die laten zien dat sommige sportfederaties in de visie van het Hof de belangen van marktpartijen te veel uit het oog verliezen. In dergelijke gevallen moet het mededingingsrecht ervoor zorgen het gelijke speelveld weer wordt hersteld.

1.  Mededingingsregels gelden ook voor sportregels met economisch effect
Sportregels kunnen niet aan de mededingingsregels ontsnappen enkel en alleen omdat ze de sport reguleren. Ingevolge een arrest van 18 juli 2006 van het EU Hof van Justitie (Hof) moet ten aanzien van elke sportregel die de concurrentie merkbaar beperkt, worden aangetoond dat de beperking inherent is aan de nagestreefde doelstelling en niet verder gaat dan noodzakelijk om deze doelstelling (de integriteit van de sport en gezondheid van sporters) te bereiken.
2.  Misbruik machtspositie vanwege dubbele petten sportfederatie
Een lidstaat die een nationale sportfederatie toestaat zowel sportwedstrijden te reguleren als zelf te organiseren handelt in strijd met het Europese misbruikverbod, indien daardoor de kansengelijkheid voor marktdeelnemers niet is gewaarborgd. Dit heeft het Hof van Justitie (Hof) bepaald in een arrest van 1 juli 2008.

Bij vragen kun je contact opnemen met Joris Droppert of Eric Janssen

REAGEREN OF VRAGEN?