Op donderdag 4 juni 2020 heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid het Voorontwerp Tijdelijke betalingsuitstelwet (de ‘Betalingsuitstelwet’) gepubliceerd. Het betreft nog een concept. Zeer waarschijnlijk treedt deze nieuwe (tijdelijke) wet op korte termijn in werking.
De Betalingsuitstelwet heeft grote gevolgen voor faillissementsaanvragen, beslagleggingen en executies. Wij staan kort stil bij de kern van deze wet en de gevolgen die het zal hebben.
De Betalingsuitstelwet is bedoeld om ondernemers te behoeden voor vermijdbare faillissementen en verhaalsacties van schuldeisers en de schade als gevolg van COVID-19 zoveel mogelijk te beperken.
Opgemerkt dient de worden dat de regeling ziet op schuldenaren, in beginsel gezonde ondernemingen, die als gevolg van de door de overheid opgelegde beperkende maatregelen vanwege COVID-19 in liquiditeitsproblemen zijn gekomen. De liquiditeitsproblemen moeten dus veroorzaakt zijn door de beperkende overheidsmaatregelen.
De Betalingsuitstelwet houdt kortgezegd het volgende in:
- een onderneming kan de rechtbank verzoeken een tegen hem ingediend faillissementsverzoek aan te houden. De aanhouding geldt voor een termijn van ten hoogste twee maanden, die ten hoogste tweemaal kan worden verlengd;
- een onderneming op wiens vermogensbestanddelen beslag wordt gelegd of wordt geëxecuteerd (al dan niet op grond van een zekerheidsrecht), kan de voorzieningenrechter vragen om de executie te schorsen of het beslag op te heffen.
Aanhouding faillissementsverzoek door schuldenaar
De schuldenaar heeft de mogelijkheid om de faillissementsaanvraag aan te laten houden indien aan de volgende vereisten wordt voldaan (cumulatief):
- er blijkt summierlijk van de situatie dat de onderneming verkeert in de toestand waarin hij uitsluitend of hoofdzakelijk als gevolg van de beperkende overheidsmaatregelen in verband met COVID-19, zijn onderneming niet zoals gebruikelijk heeft kunnen voortzetten en daardoor tijdelijk niet in staat is om zijn schulden te betalen.
Deze toestand wordt geacht aanwezig te zijn als de schuldenaar financiële informatie overlegt waaruit blijkt dat (zie artikel 2 lid 2 Betalingsuitstelwet):
“a. hij vóór de afkondiging van de beperkende maatregelen voldoende inkomsten had om zijn opeisbare schulden te voldoen, en
b. sinds de afkondiging van die maatregelen sprake is geweest van een omzetverlies van ten minste 20%.”
- Het vooruitzicht bestaat dat de schuldenaar na verloop van de door de rechtbank gestelde termijn zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen;
- De schuldeiser(s) door wie het verzoek tot faillietsverklaring is ingediend, wordt/worden door de aanhouding/schorsing/opheffing niet wezenlijk en onredelijk in zijn/hun belangen geschaad.
Verdere gevolgen aanhouding faillissementsaanvraag
In het geval de rechtbank de behandeling van de faillissementsaanvraag aanhoudt, heeft dit nog twee andere gevolgen:
- Zolang de aanhouding voortduurt, geldt er ook een uitstel van betaling voor de schulden die de schuldenaar ten tijde van de aanhouding had jegens de faillissementsaanvrager;
- De faillissementsaanvrager kan het bestaan van de schuld en het daarmee samenhangend verzuim niet gebruiken om zijn verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar te wijzigen of op te schorten of zijn overeenkomst met de schuldenaar te ontbinden.
De schuldenaar kan de rechtbank ook vragen om te bepalen dat de faillissementsaanvrager(s) een eventuele bevoegdheid tot verhaal op goederen van de schuldenaar niet kunnen uitoefenen zonder machtiging van de rechtbank.
Kortom, de faillissementsaanvrager kan zeer beperkt worden in zijn gangbare rechten. Daar blijft het niet bij.
Schorsing executie en opheffing beslag
Indien een schuldeiser onder de schuldenaar beslag heeft gelegd of tot executie (van een zekerheidsrecht) is overgegaan, dan kan de schuldenaar de voorzieningenrechter vragen om het beslag op te heffen of de executie te schorsen. Voor toewijzing van een dergelijk verzoek gelden dezelfde voorwaarden als voor de aanhouding van een faillissement én de aanvullende voorwaarde dat de schuldenaar ook aannemelijk moet maken dat de opheffing van het beslag of de schorsing van de executie nodig is om zijn onderneming te kunnen voortzetten. Deze extra voorwaarde heeft te maken met het feit dat de wetgever het schorsen van een executiebevoegdheid ingrijpend acht.
Wat indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan?
De rechtbank kan na aanhouding/schorsing/opheffing op enig moment (tijdens de aanhouding/schorsing/opheffing) menen dat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan en/of (vermoeden dat) de schuldenaar zijn schuldeiser(s) heeft benadeeld. In dat geval kan de rechtbank besluiten de aanhouding van de faillissementsaanvraag op te heven respectievelijk het beslag te doen herleven.
Tijdelijkheid Betalingsuitstelwet
Deze wet zal na inwerkingtreding geldig zijn tot 1 oktober 2020. Volgens de toelichting op de Betalingsuitstelwet kan de termijn zo nodig telkens met twee maanden worden verlengd bij koninkblijk besluit indien de omstandigheden rond de COVID-19-uitbraak daartoe aanleiding zullen geven. Het voorontwerp is te raadplegen via deze link.
Indien de Betalingsuitstel wet in werking treeft, is het voor zowel crediteur als debiteur van essentieel belang om rekening te houden met deze ingrijpende wijzigingen. Voor advies over uw mogelijkheden (al dan niet via een andere route) kunt u contact opnemen met Ton van Oosten via t 010-313 39 00 of e ton.van.oosten@dvan.nl.