In een besluit van 4 september 2024 heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een last onder dwangsom opgelegd aan Royal Lactalis Leerdammer B.V. (Lactalis) wegens schending van de Wet OHP (Besluit). Lactalis had namelijk eenzijdig de prijs aangepast die melkveehouders ontvangen voor de melk die zij aan Lactalis leverden.
De Wet OHP
In de landbouw- en voedselvoorzieningsketen vormen producenten van primaire landbouwproducten vaak de zwakste schakel. Teneinde hun marktpositie te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken (OHP), heeft de Europese wetgever in de Richtlijn OHP een aantal handelspraktijken opgesomd die eigenlijk altijd oneerlijk zijn. De Nederlands uiteenzetting van deze richtlijn, de Wet OHP, is op 1 november 2021 in werking getreden. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is aangewezen om op te treden tegen OHP. In verband hiermee heeft de ACM onder andere de bevoegdheid een boete en of een last onder dwangsom op te leggen.
Begin dit jaar nam de ACM voor het eerst twee op de Wet OHP gebaseerde besluiten met betrekking tot de handelwijze van Vion bestaande uit het eenzijdig wijzigen van prijzen. En er is nu dus een nieuwe kwestie een besluit genomen.
Handhavingsverzoek van LVLC
Op 5 juli 2022 diende de Leveranciersvereniging Leerdammer Collectief (LVLC) een handhavingsverzoek in bij de ACM. LVLC vertegenwoordigt de melkveehouders die exclusief hun melk aan Lactalis leveren. Lactalis verwerkt deze melk tot kaas en exporteert die naar 26 landen.
Lactalis betaalt de melkveehouder per maand melkgeld op basis van de hoeveelheid geleverde melk en de samenstelling van die geleverde melk (eiwit- en vetgehalte). LVLC stelt dat Lactalis de wet OHP op meerdere manieren heeft overtreden. Lactalis zou namelijk:
- de prijs eenzijdig bepalen
- de leveringsvoorwaarden eenzijdig bepalen
- betalingen verlangen van haar melkveehouders die geen verband houden met de verkoop van melk
- op onrechtmatige wijze bedrijfsgeheheimen verkrijgen en gebruiken
Eenzijdige prijsbepaling (1)
Standpunt van partijen
LVLC | Lactalis |
---|---|
LVLC klaagt over de wijze waarop de vet- en eiwitprijzen eenzijdig door Lactalis worden bepaald. Deze prijzen worden volgens LVLC maandelijks, zonder enige vorm van inspraak van een melkveehouder, gewijzigd. LVLC stelt ook dat de melkveehouder niet kan verifiëren of aan hem de juiste prijs wordt betaald, aangezien er geen parameters zijn op basis waarvan de prijzen voor vet en eiwit worden bepaald |
Lactalis stelt dat zij het prijsmechanisme nooit heeft gewijzigd en dat zij daarom niet in overtreding is. De melkveehouders zouden hebben ingestemd met het prijssysteem van Lactalis. Lactalis wijzigt dus niets aan de voorwaarden wanneer zij maandelijks de prijs vaststelt. Zij geeft uitvoering aan een eerder gemaakte afspraak met de melkveehouders, namelijk dat prijs wordt gebaseerd op vet en eiwit. |
Beoordeling ACM
De ACM is van oordeel dat Lactalis eenzijdig de leveranciersvoorwaarden wijzigt door maandelijks eenzijdig de vet- en eiwitprijzen (en daarmee de melkprijs) te bepalen, zonder dat daarvoor een transparant systeem met de melkveehouder is overeengekomen. Daarmee overtreedt Lactalis de wet OHP.
De ACM stelt vast dat de prijzen voor eiwit en vet niet vastliggen en dat het niet transparant is op welke wijze deze prijzen maandelijks tot stand komen. De melkveehouder kan daarnaast niet met Lactalis onderhandelen over de vet- en eiwitprijzen. Bijgevolg is er geen transparante prijsvorming en zijn er ook geen waarborgen ingebouwd die eventuele willekeur kunnen voorkomen. Aldus kan naar het oordeel van de ACM niet worden gesteld dat Lactalis en haar leveranciers een prijs of prijsmechanisme zijn overeengekomen.
Lactalis meende dat vorenbedoelde handelswijze geen OHP vormde en verwees in dat kader naar het besluit van 7 juli 2023 van de Konkurrensverket, de Zweedse mededingingsautoriteit, in de zaak Dava Foods. In deze kwestie zou Dava Foods in 2022 zogenaamde “marktgecorrigeerde” prijzen hebben ingevoerd, wat onder meer inhield dat de prijzen wekelijks werden aangepast op basis van marktomstandigheden. In dat besluit kwam de Konkurrensverket tot de slotsom dat geen sprake is van een eenzijdige prijswijziging wanneer Dava Foods de eierproducenten tijdens de periode van de overeenkomst een nieuwe prijsopgave doet. De ACM blijkt de door de Konkurrensverket gehanteerde interpretatie niet te delen. In de visie van de ACM heeft de Konkurrensverket slechts haar eigen wet in een specifieke casus anders geïnterpreteerd. Een en ander doet volgens de ACM niet af aan haar argumentatie en conclusie.
Overige bezwaren (2-4)
LVLC klaagt over verschillende betalingen en toeslagen op de melkgeldafrekening die volgens haar geen verband houden met de levering van melk. Volgens de ACM is geen sprake van overtreding van de wet OHP, nu de verschillende betalingen en toeslagen op de melkgeldafrekening rechtstreeks verband houden met de specifieke verkooptransactie van melk.
Aangaande de klacht van de LVLC over het eenzijdig wijzigen van leveringsvoorwaarden stelt de ACM dat daarvan geen sprake is nu melkveehouders elk jaar de mogelijkheid krijgen om bezwaar te maken tegen de wijzigingen in de leveringsvoorwaarden die jaarlijks worden opgelegd. Het akkoord kan stilzwijgend zijn; de wet OHP staat daaraan niet in de weg.
Wat betreft de klacht van de LVLC over de onrechtmatige verkrijging van bedrijfsgeheimen stelt de ACM dat hiervan geen sprake is doordat deze gegevens over hun bedrijfsvoering worden gedeeld om aan te tonen dat zij voldoen aan de wettelijke en sectorale vereisten. De ACM heeft geen aanwijzingen dat de gegevens die middels een machtiging bij Lactalis terecht zijn gekomen of op enige wijze onrechtmatig zijn verkregen, worden gebruikt of onrechtmatig openbaar worden gemaakt.
Conclusie
Alleen de klacht met betrekking tot de eenzijdige prijsbepaling treft volgens de ACM dus doel. De ACM draagt Lactalis op om de leveringsvoorwaarden voor zover deze zien op de melkprijs in die zin te wijzigen en de nieuwe systematiek voor te leggen aan haar leveranciers. Het prijssysteem zal daarbij transparant vormgegeven moeten worden, zodat voor de leveranciers van te voren duidelijk is op welke wijze de prijs tot stand komt en dat dit door de leverancier te controleren is. De LVLC geeft daarbij aan dat de last concreter moet worden geformuleerd wat de betreft de eisen waaraan de melkprijs of het te hanteren prijssysteem moet voldoen. De ACM vindt dat Lactalis voldoende ruimte moet krijgen om aan de last te voldoen. Aan Lactalis wordt een termijn van drie maanden gegeven. Wanneer zij niet aan de lastgeving voldoet, is Lactalis dwangsommen aan de ACM verschuldigd.
Slotopmerkingen
Wat interessant is aan de uitspraak is dat Lactalis niet duidelijk heeft kunnen maken hoe de prijs is opgebouwd. Lactalis heeft weliswaar aangegeven dat de prijs werd bepaald door de prijs van eiwit en vet, maar zij heeft niet duidelijk kunnen maken welke prijs zij bedoelde en hoe deze is opgebouwd.
Daarnaast is opvallend dat Lactalis een vrijwel identieke zaak uit Zweden aanhaalt en de ACM tot de conclusie komt dat de Konkurrensverket haar nationale wet in een specifieke casus anders heeft geïnterpreteerd. De ACM legt niet uit op welke punten de zaken verschillen. Mogelijk komt dat nog aan de orde in de bezwaarfase.
Belanghebbenden, waaronder partijen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt bij de ACM schriftelijk bezwaar maken tegen het besluit. Het is afwachten of daar gebruik van wordt gemaakt.
Meer informatie?
Ben jij leverancier die landbouw- en voedingsproducten verkoopt aan afnemers? Of ben jij een partij die landbouw- en voedingsproducten afneemt van leveranciers? Dan heb je mogelijk te maken met de wet OHP.
Bij vragen kun je contact opnemen met Rémon van Wingerden of Eric Janssen.
*foto via Pixabay