De steunregels gelden slechts voor ondernemingen. Als de overheid particulieren begunstigt, is doorgaans van staatssteun geen sprake. Het begrip “onderneming” is overigens heel ruim. Het gaat om elke entiteit die een economische activiteit verricht. Het ontbreken van een winstoogmerk is niet relevant. Bovendien is het begrip functioneel van aard. Een entiteit kan voor een bepaalde activiteit een onderneming zijn en voor andere activiteiten niet. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook een gemeente voor de toepassing van de staatssteunregels als onderneming kan worden aangemerkt.
Het begrip “voordeel” ziet niet alleen op subsidies, maar op alle maatregelen die in welke vorm dan ook de lasten verlicht die normaal op het budget van een onderneming drukken. Een lening tegen niet-marktconforme voorwaarden of een overeenkomst met een te lange looptijd kunnen een voordeel opleveren. Het voordeel moet een selectief zijn. Dat wil zeggen dat het ten goede aan een om meer bepaalde ondernemingen. De staatssteunregels gelden niet voor maatregelen die voor alle ondernemingen openstaan.
Het voordeel moet door de overheid worden verstrekt. Met de overheid is niet alleen de rijksoverheid bedoeld, maar ook provincies, gemeenten en waterschappen. Het kan zijn dat voordelen worden verstrekt door entiteiten die onder controle staan van de staat. Een voordeel dat door overheidsbedrijf op instructie van de overheid een voordeel verstrekt dat met staatsmiddelen is bekostigd, kan staatssteun vormen.
De mededinging wordt vervalst als een of meer bepaalde ondernemingen een voordeel ontvangen dat andere ondernemingen niet ontvangen. De handel tussen lidstaten wordt beïnvloed indien door de maatregel de export naar andere lidstaten voor de begunstigde onderneming(en) makkelijker wordt of de export naar Nederland voor ondernemingen uit andere lidstaten moeilijker wordt. Bedacht dient te worden een begunstigde onderneming zelf niet internationaal actief hoeft te zijn.