Zakelijke “echtscheiding” aandeelhouders

Geschillen komen in de beste huwelijken voor. Ook in zakelijke huwelijken!

op 12/05/17 in Geschillen & procedures,

Geschillen komen in de beste huwelijken voor. Ook in zakelijke huwelijken: tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap botert het lang niet altijd. Geschillen tussen aandeelhouders kunnen zo hoog oplopen dat een ‘echtscheiding’ van aandeelhouders noodzakelijk is om de belangen van de vennootschap zelf te kunnen waarborgen. De wet geeft hiervoor twee voorzieningen: de uitkoopprocedure en de uitstootprocedure.

Uitstootprocedure

In voorkomende gevallen kunnen de gedragingen van een aandeelhouder de belangen van de vennootschap zelf schaden. En wel in zodanig ernstige mate dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet langer kan worden geduld. De andere aandeelhouder(s) heeft/hebben dan de mogelijkheid om de zich misdragende aandeelhouder te dwingen zijn aandelen aan hem/hen over te dragen. De vordering tot gedwongen overdracht kan alleen worden ingesteld door één of meer aandeelhouders die alleen of gezamenlijk ten minste een derde van de aandelen in de vennootschap houden. De vennootschap of een dochtervennootschap kunnen deze vordering niet zelf instellen. 

De vordering moet worden ingesteld bij de rechtbank van de statutaire zetel van de vennootschap. Een eventueel hoger beroep is uitsluitend mogelijk bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. 

Er moet sprake zijn van gedragingen van een aandeelhouder die het belang van de vennootschap schaden of hebben geschaad. Het moet gaan om gedragingen van de aandeelhouder binnen de vennootschap, dus om het gedrag van de aandeelhouder in zijn hoedanigheid van aandeelhouder. Misdragingen van de aandeelhouder die niets met de uitoefening van zijn functie als aandeelhouder te maken hebben, kunnen in deze procedure niet leiden tot een gedwongen overdracht van zijn aandelen. Volgens de wetsgeschiedenis valt bijvoorbeeld het handelen van een aandeelhouder die de vennootschap beconcurreert niet onder gedragingen van die aandeelhouder binnen zijn functie als aandeelhouder van de vennootschap. Deze ‘misdraging’ zou dus op zichzelf geen grond op kunnen leveren voor een uitstoting. 

Verder moet het gaan om gedragingen die tot gevolg hebben dat het functioneren van de vennootschap in gevaar is of wordt gebracht. In die zin dat de besluitvorming binnen de vennootschap door het geschil is of wordt verlamd. Zo bezien is het enkele feit dat aandeelhouders om persoonlijke redenen niet door één deur kunnen, de zogenaamde ‘onverenigbaarheid van karakters’, niet voldoende om tot gedwongen overdracht van de aandelen van die ene aandeelhouder te komen. Het belang van de vennootschap moet zijn of worden geschaad. Enkel hinderlijk of zelfs onaanvaardbaar gedrag van een aandeelhouder jegens de overige aandeelhouders behoort volgens de wetsgeschiedenis geen grond te zijn voor een uitstoting. Evenwel moet bedacht worden dat dit hinderlijke of onaanvaardbare gedrag van de betreffende aandeelhouder kan leiden tot het disfunctioneren van een orgaan van de vennootschap (bijvoorbeeld de algemene vergadering). En dat kan dan juist wel weer een goede reden zijn om te betogen dat de vennootschap schade wordt toegebracht waardoor een uitstoot mogelijk is. 

Uit de rechtspraak blijkt dat een vordering tot uitstoting niet eenvoudig te realiseren valt. De wet wordt restrictief uitgelegd. In de praktijk zal er sprake moeten zijn van een langere tijd van onbestuurbaarheid van de vennootschap als gevolg waarvan de vennootschap bijna in een faillissementssituatie terecht is gekomen, voordat aan de wettelijke voorwaarden voor uitstoting wordt voldaan.

Uitkoopprocedure

Het omgekeerde van de uitstootprocedure is ook mogelijk. Een aandeelhouder die door gedragingen van één of meer van zijn medeaandeelhouders in zijn rechten of belangen is geschaad, kan van zijn medeaandeelhouders vorderen dat die zijn aandelen overnemen. Anders dan bij de uitstoting staan bij de uitkoop- (of uittredings-)procedure dus niet de belangen van de vennootschap maar het eigen belang van de betreffende aandeelhouder voorop. Het belang van de vennootschap speelt slechts een indirecte rol: door de uittreding komt een eind aan een conflictsituatie, waarbij de vennootschap gebaat zal zijn.

Er zijn nog meer in het oog springende verschillen met de uitstootregeling. Het hoeft bij uittreding bijvoorbeeld niet te gaan om gedragingen van één of meer medeaandeelhouders alleen. Ook gedragingen van de vennootschap zelf kunnen de betreffende aandeelhouder in een beknelde positie brengen en grond opleveren voor een vordering tot uitkoop. De vordering tot uitkoop kan dan ook zowel tegen medeaandeelhouders als tegen de vennootschap worden ingesteld. Een vordering tegen de vennootschap kan zelfs als het alleen om gedragingen van de medeaandeelhouders gaat.

Als een vordering tegen de vennootschap slaagt, betekent dit dat er sprake is van verkrijging door de vennootschap van eigen aandelen. Deze vordering kan niet worden toegewezen als de wettelijke voorschriften voor de verkrijging van eigen aandelen (zoals bepaalde minimale kapitaalvereisten) daaraan in de weg staan. Voor een besloten vennootschap geldt ook de voorwaarde dat zij geen eigen aandelen mag verkrijgen als het bestuur weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na verkrijging van de eigen aandelen niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Als één van deze belemmeringen voor toewijzing van de vordering tot uittreding valt te voorzien, doet men er goed aan op zijn minst niet alleen de vennootschap te dagvaarden.

Nog een verschil met de uitstotingsregeling is dat het bij uittreding niet noodzakelijk is dat er sprake is van echte misdragingen van de medeaandeelhouders of de vennootschap. En ook beperken de gedragingen zich niet tot gedragingen die in hoedanigheid van aandeelhouder zijn verricht. Dat betekent dat, anders dan bij de uitstoting, met de vennootschap concurrerende gedragingen van een medeaandeelhouder wel degelijk grond op kunnen leveren voor een uittreding. Anders gezegd: bij de uittreding kan een veel grotere groep gedragingen er toe leiden dat een aandeelhouder in een beknelde positie komt waarvoor uittreding uitkomst kan bieden.

Uitstapje: enquêteprocedure

Een aandeelhouder die door zijn medeaandeelhouders in een beknelde positie wordt gebracht, zal in de praktijk meestal ook een enquêteprocedure starten bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Dit kan naast de uittredingsprocedure maar ook zelfstandig. Een enquêteprocedure, zeker in combinatie met de door de ondernemingskamer op verzoek te treffen onmiddellijke voorzieningen, is relatief snel en efficiënt. Bovendien kan het starten van de enquêteprocedure in combinatie met het treffen van onmiddellijke voorzieningen (zoals bijvoorbeeld de benoeming door de ondernemingskamer van een tijdelijke bestuurder) direct effect hebben op de onderhandelingen tussen partijen over de uittreding door de druk die van deze maatregelen uitgaat.

Uit het voorgaande blijkt dat de wet een aantal mogelijkheden biedt om uit een conflict tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap te geraken en om een oplossing ter zake te forceren. In dergelijke conflictsituaties is het noodzakelijk de situatie goed te (laten) beoordelen en om daar vervolgens de juiste procesrechtelijke strategie bij te kiezen.

Behoefte aan advies of heb je vragen over dit onderwerp? Neem contact met ons op.

REAGEREN OF VRAGEN?