Verplichte deelname aan een BPF: over pannenkoeken en pizza’s

door: Henriëtte Dekker op 12/02/20 in Arbeid, medezeggenschap & pensioen,

Als er sprake is van een verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds (BPF) vindt er vaak discussie plaats over de werkingssfeer en of op basis daarvan een werkgever verplicht is deel te nemen (en dus premie af te dragen voor het personeel). Een verplichte deelname volgt uit een verplichtstellingsbesluit van het Ministerie van Sociale zaken en Zekerheid. Het is inmiddels vaste rechtspraak dat de letterlijke tekst van een dergelijke besluit bepalend is, maar die tekst is niet altijd even duidelijk en over een verplichte aansluiting wordt dan ook regelmatig geprocedeerd. Zowel een BPF als een onderneming kan het initiatief daartoe nemen.

Veel BPF-en zijn actief in hun onderzoek of een werkgever onder het BPF valt. Daarbij wordt voor de activiteiten van een werkgever als eerste gekeken naar de registratie bij de Kamer van Koophandel en de zogenaamd SBI-code. Dat een BPF op de juistheid van die code kan afgaan volgt uit een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:6510). Dat geldt ook voor het adres zoals dat bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd (en de werkgever kon in die zaak daarom geen beroep doen op het niet hebben ontvangen van post van het BPF omdat het adres niet zou kloppen). Het is van belang om er voor te zorgen dat de registratie en met name de SBI code bij de Kamer van Koophandel correct zijn en het kan dus geen kwaad te controleren of de vermelde bedrijfsactiviteiten nog steeds kloppen met de werkelijkheid! Daarmee kan eenvoudigweg voorkomen worden dat het BPF zich ten onrechte meldt en er eventueel een nader onderzoek moet gaan plaatsvinden.  

Een aansprekend voorbeeld van een discussie over de werkingssfeer van een BPF betrof de zaak van het BPF Zoetwaren tegen een werkgever die pannenkoeken en poffertjes produceert (ECLI:NL:RBROT:2019:6053). Het ging daarbij met name over de vraag of pannenkoeken en poffertjes onder de definitie “koek” valt zoals opgenomen in de werkingssfeerbepaling van het BPF, dan wel dat dit naar de aard en de verwerking van de grondstoffen vergelijkbare producten zijn waarvoor het BPF geldt (zoals bijv. beschuit, koekjes, toast en wafels). Bij de beoordeling werd door de rechter zelfs de definitie van pannenkoeken en poffertjes in de Van Dale als hulpmiddel erbij gehaald en dat gold ook voor de maatschappelijke opvatting. Uiteindelijk oordeelde de rechter dat pannenkoeken en poffertjes niet als “koek” kunnen worden beschouwd. Ook was er geen sprake van verplichte deelname omdat het BPF het standpunt van de werkgever onvoldoende had betwist dat de samenstelling van pannenkoeken en poffertjes (melk, water, bloem) niet vergelijkbaar was met de beschrijving van de producten in de werkingssfeer van het BPF. Tot slot was ook de verwerking niet vergelijkbaar en vindt de bereiding van pannenkoeken en poffertjes op een andere wijze plaats dan beschuit, koekjes, toast en wafels etc. De rechter overwoog ook nog dat het voor een werkgever duidelijk moet zijn dat hij onder de werkingssfeer valt omdat de gevolgen daarvan verstrekkend zijn. Hiermee wordt dus een opdracht aan het BPF gegeven om te zorgen voor een duidelijke beschrijving die niet tot discussie kan leiden.   

Een ander voorbeeld betrof de vraag of de werkingssfeer van BPF Detailhandel van toepassing is op pizza bezorgbedrijven, waar pizza’s (en bijgerechten) op bestelling worden gemaakt en aan klanten bezorgd, naast de mogelijkheid het af te halen. De Rechtbank Midden-Nederland heeft zich over deze vraag mogen buigen (ECLI:NL:RBMNE:2019:6141). In het verplichtstellingsbesluit is detailhandel (kort gezegd) gedefinieerd als “het kopen en aan particulieren verkopen van waren”, waarbij dan het loonbedrag van die activiteiten meer dan 50% moet zijn ten opzichte van andere activiteiten). De vraag was vervolgens met name of een pizza als “waren” moest worden beschouwd. De pizza bezorgbedrijven bepleitten dat de ingrediënten die worden ingekocht niet hetzelfde zijn als de producten die verkocht worden. Daarom zou niet aan de definitie zijn voldaan. De rechtbank dacht hier anders over en achtte een eventuele aanpassing/verwerking van de ingekochte ingrediënten niet relevant, waarbij ook nog werd overwogen dat de betreffende ingrediënten uiteindelijk onderdeel uitmaken van de verkochte pizza. De pizza bezorgbedrijven vallen dan ook onder het BPF Detailhandel omdat ook het argument geen soelaas bood dat meer dan 50% van het loonbedrag gerelateerd was aan andere activiteiten, namelijk het bereiden en het bezorgen. Die activiteiten hebben geen zelfstandige economische functie omdat deze dienstbaar zijn aan de kernactiviteit van de verkoop van pizza’s en bijgerechten. De Hoge Raad heeft in dat kader ook al geoordeeld dat ondersteunende activiteiten aan de kernactiviteit toegerekend mogen worden (ECLI:NL:HR:2012:BU9889) en dat de werkzaamheden van keukenpersoneel en bezorgers aan verkoop van maaltijden dienstbaar zijn (ECLI:NL:HR:2018:2363).

Voor vragen over dit onderwerp of andere vragen of het gebied van pensioenrecht kunt u contact opnemen met Henriëtte Dekker CPL, partner Praktijkgroep Arbeid, Medezeggenschap & Pensioenhenriette.dekker@dvan.nl of 06-51189833

Meer publicaties over dit onderwerp

REAGEREN OF VRAGEN?