Henriëtte Dekker heeft voor het juridisch Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk (TAP) een artikel geschreven waarin zij een overzicht geeft van de relevante jurisprudentie die in het kader van de nieuwe Wet Werk en Zekerheid (WWZ) tot 1 januari 2016 is verschenen.
Het overzicht van de rechtspraak is per onderwerp gerubriceerd en dit betreft de volgende onderwerpen: de redelijke grond van artikel 7:669 BW (met een uitwerking per ontslaggrond, waaronder de zogenaamde Asscher-escape”), het werknemersverzoek op grond van artikel 7:671c BW, de ontbinding op grond van artikel 7:686 BW, de pro forma ontbinding, het ontslag op staande voet, de voorwaardelijke ontbinding, de transitievergoeding (onder andere bij twee jaar ziekte), de billijke vergoeding, de proeftijd, het concurrentiebeding en de aanzegverplichting.
De eerste (voorzichtige) conclusies zijn dat er kritisch wordt gekeken naar het bestaan van een redelijke ontslaggrond en ontbindingsverzoeken vaker worden afgewezen. Als de rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, komt de werknemer vrijwel altijd in aanmerking voor de transitievergoeding. De rechters zijn karig in het toekennen van een aanvullende billijke vergoeding. Daarvoor is ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever vereist en dat wordt niet snel aan de orde geacht. De bedragen die in het kader van een billijke vergoeding worden toegekend, vallen mee (dan wel tegen, afhankelijk vanuit welk perspectief dat wordt bekeken). Het punitieve karakter komt nog niet voldoende uit de verf, nu de meeste billijke vergoedingen als (te) laag bestempeld kunnen worden.
Tot 1 januari 2016 zijn er nog geen uitspraken geweest van een van de gerechtshoven over WWZ zaken, laat staan dat de Hoge Raad zich al over dergelijke kwesties heeft moeten buigen. Er kan dus nog wel wat veranderen in de toekomst. Via onze website kunt u op de hoogte blijven van de meest relevante ontwikkelingen. U kunt ook altijd contact opnemen met Henriëtte Dekker.