Wat was de constructie?
Het Nederlandse transportbedrijf (Transport B.V.) heeft een zustermaatschappij gevestigd in Duitsland (GmbH) en een zustermaatschappij gevestigd in Hongarije (Silo-Tank). De bestuurder van Transport B.V. is tevens bestuurder van GmbH en van Silo-Tank. De beide zustermaatschappijen werven lokaal hun chauffeurs en deze chauffeurs worden beloond conform het recht van het vestigingsland van de betreffende zustermaatschappij. Transport B.V. sluit vervolgens met GmbH en Silo-Tank charterovereenkomsten voor internationale transporten. De uitvoering van deze overeenkomst hield in de praktijk in dat de buitenlandse chauffeurs naar Nederland reden om het transport op te halen en na aflevering daarvan vaak ook weer in Nederland terugkeerde. De betreffende chauffeurs woonden niet in Nederland en keerden ook regelmatig terug naar Hongarije / Duitsland om van daaruit opnieuw te werk te worden gesteld.
Standpunt FNV
Volgens FNV was voor deze buitenlandse chauffeurs de zogenoemde charterbepaling van toepassing.
De charterbepaling (destijds vastgelegd in artikel 44 van cao Goederenvervoer Nederland) houdt in dat als een Nederlands transportbedrijf een buitenlands transportbedrijf opdracht geeft om een transport te verrichten, het Nederlands transportbedrijf bedingt dat het buitenlandse bedrijf de Nederlandse arbeidsvoorwaarden toepast, indien:
- het transport vertrekt uit Nederland en
- de Detacheringsrichtlijn van toepassing is.
Volgens FNV was aan beide vereisten voldaan en diende de buitenlandse chauffeurs betaald te worden conform de Nederlandse arbeidsvoorwaarden.
Oordeel Hof
Een van de vereisten om onder de Detacheringsrichtlijn te vallen, is dat er sprake is van het verrichten van tijdelijke werkzaamheden op het grondgebied van een andere lidstaat. Het hof beoordeelde dan ook of de werkzaamheden van de buitenlandse chauffeurs gezien moesten worden als tijdelijke werkzaamheden verricht op het grondgebied van Nederland. Het hof komt tot het oordeel dat daar geen sprake van is. Dit hoofdzakelijk omdat de internationale transporten voor slechts een zeer gering gedeelte plaatsvond in Nederland en voor het overgrote deel in het buitenland. Volgens het hof kan de term “op het grondgebied” niet zo ruim worden uitgelegd dat hier onder ook kan worden verstaan werkzaamheden “vanaf het grondgebied van één specifieke lidstaat voor diensten in alle overige lidstaten van de Unie”. Een dergelijke ruime uitleg doe geen recht aan de bedoeling van de Detacheringsrichtlijn. Nu de Detacheringsrichtlijn niet van toepassing is, is niet voldaan aan de tweede vereiste van de charterbepaling en hoeven de Nederlandse arbeidsvoorwaarden niet te worden toegepast op de buitenlandse chauffeurs.
Meer weten?
Wil je meer weten over dit onderwerp neem dan contact met ons op.