In het kort:
Per 1 januari 2020 zal voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd met een vaste arbeidsomvang een lagere WW-premie gelden, dan voor alle andere soorten arbeidsovereenkomsten.
- Als voorwaarde voor de lagere WW-premie geldt dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten (en dat geldt ook voor het geval een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – al dan niet van rechtswege – overgaat in een overeenkomst voor onbepaalde tijd).
- Daarnaast zijn er nieuwe voorwaarden waaraan de loonstrook moet voldoen. Daarop moet vermeld worden of er een schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten, of deze voor onbepaalde tijd geldt en of er sprake is van een oproepovereenkomst.
- Een herziening met terugwerkende kracht van de lage WW-premie zal plaatsvinden indien de arbeidsovereenkomst binnen twee maanden eindigt of het aan de werknemer feitelijk betaalde loon meer dan 130% van het loon over de contractuele arbeidsduur bedraagt.
Wij adviseren kritisch te kijken naar de huidige flexibele contracten vanwege de hogere kosten. Eventueel kan ook gedacht worden aan een opsplitsing van contracten als er wel een bepaald minimum aantal uren moet gelden en daarboven een flexibel gedeelte gewenst is. Er kan bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur per week gesloten worden (de lage WW premie is van toepassing) en daarnaast een tweede oproepovereenkomst voor de extra inzet (en dan geldt de hoge WW-premie).
Verdere toelichting
Per 1 januari 2020 zal de hoogte van de WW-premie niet meer afhankelijk zijn van de sector en de risicopremiegroep waarin de werkgever actief is. Onderdeel van de nieuwe wet WAB (Wet Arbeidsmarkt in Balans) is een premiedifferentiatie afhankelijk van de aard van het contract (kort gezegd: vast of flexibel).
Bij de jaarlijkse vaststelling van de te betalen WW-premies worden de te betalen premies verdeeld over vaste en flexibele contracten met een premieverschil van 5 procentpunt. Met dit verschil wordt tot uitdrukking gebracht dat de WW-schadelast van flexibele contracten 2,5 à 3 keer groter is dan van vaste contracten. De exacte premies voor 2020 worden in november 2019 bekendgemaakt.
De lagere WW-premie geldt bij vaste contracten met een vaste arbeidsomvang en de hogere WW-premie geldt bij flexibele contracten. Dit alles om werkgevers te stimuleren vaste contracten aan te bieden. De afweging om (toch) een vast contract aan te bieden moet dan ook per 1 januari 2020 worden gemaakt omdat de salariskosten aanzienlijk kunnen stijgen indien er veel gebruik wordt gemaakt van flexibele contracten.
Zoals aangegeven geldt de lage WW-premie voor vaste contracten met een vaste arbeidsomvang en dat betreffen dus geen oproepcontracten zijn. Onder oproepcontracten worden verstaan alle contracten waarbij geen sprake is van een vast aantal uren per tijdseenheid van maximaal een maand of jaar (mits het loon dan gelijkmatig over het jaar is gespreid, er geldt dan een zogenaamd jaarurennorm). Nul-uren contracten en min/max contracten vallen dus ook onder oproepcontracten! Ook in die situaties geldt dan dus wel de hoge WW-premie.
De hoge WW-premie geldt daarnaast als er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, er in de arbeidsovereenkomst een zogenaamd uitzendbeding is opgenomen en in het geval er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is overeengekomen (en dat moet dus ook als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt omgezet in één voor onbepaalde tijd!).
Onderdeel van deze wijziging is ook dat op de loonstrook moet worden vermeld of er een schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten, of deze voor onbepaalde tijd geldt en of er sprake is van een oproepovereenkomst.
Indien er een lage WW-premie geldt, zijn er twee situaties waarin een herziening van de lage WW-premie kan plaatsvinden (en dan is alsnog met terugwerkende kracht de hoge WW-premie over het volledige loon verschuldigd):
- als de arbeidsovereenkomst binnen twee maanden eindigt, ongeacht wie het initiatief daarvoor neemt en de reden voor de beëindiging, dus ook ingeval van een beëindiging in de proeftijd;
- als de uren waarover loon wordt betaald meer dan 30% is van het aantal contractueel overeengekomen uren, berekend over een kalenderjaar.
Het is mogelijk dat na 2020 nog andere herzieningsgronden wordt toegevoegd.
Er zijn drie uitzonderingen waarbij er altijd de lage WW-premie geldt:
- in geval van een praktijkovereenkomst met een BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg) leerling;
- in geval van een werknemer jonger dan 21 jaar die maximaal - kort gezegd - 12 uur per week werkt;
- in geval van door de werkgever aan de werknemer doorbetaalde uitkeringen op grond van werknemersverzekeringen.
Voor meer informatie wordt verwezen naar het op 3 september 2019 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde Kennisdocument Premiedifferentiatie WW, met daarin onder andere ook een uitwerking hoe de WW-premie in de loonaangifte wordt verwerkt.
Mochten er nog vragen over dit onderwerp of andere arbeidsrechtelijke onderwerpen zijn, dan kan altijd contact worden opgenomen met het team Arbeid & Medezeggenschap